Het bewaren van familiale bezittingen, waaronder archiefstukken, typeert de familie de Bethune al eeuwenlang. Het rijke en veelzijdige familiearchief gaat terug tot 1724 en kan vanuit diverse invalshoeken bestudeerd worden.
18de eeuw
Sinds Pierre Bethune (1672-1735) worden alle officiële documenten, persoonlijke briefwisseling en rekeningen nauwkeurig bijgehouden. Zijn zonen, Pierre François (1721-1800) en Jean-Baptiste (1722-1791) bewaarden naast het archief van hun vader ook hun eigen briefwisseling, rekeningen en koopakten.
Jean-Baptiste Bethune ging hierbij zeer nauwkeurig te werk. Zijn archief bevat uitgebreide briefwisseling met dichte en verwante families, vrienden en kennissen. Ook het archief van de linnenhandel, die hij in 1735 overnam van zijn schoonbroer Joseph Van Dale, hield hij nauwgezet bij. Bij zijn zoon, Jean-Baptiste (1757-1791), zien we dezelfde karaktertrek naar boven komen. Daardoor beperkt info over de geschiedenis van de familie zich niet tot een loutere opeenvolging van namen en data.
19de eeuw
Ondanks de wens om alles zo goed mogelijk te documenteren en te bewaren kwam geleidelijk aan een zekere versnippering van het familiaal patrimonium tot stand. Diverse erfenissen zorgden ervoor dat de archiefbescheiden zich over de verschillende takken van de familie verspreidden. Begin 19de eeuw, na de bouw van het kasteel van Marke, kwam een vrij omvangrijk deel van het familiearchief op de zolders terecht. De eerste bewoners, Marie-Thérèse Delebecq (1767-1844), weduwe van Jean-Baptiste Bethune, en haar tweede echtgenoot, François van Ruymbeke (1770-1840), zetten de traditie van de twee voorgaande generaties verder en bewaarden hun volledige briefwisseling, zowel op zakelijk, politiek als persoonlijk vlak.
Felix (1789-1880), de enige zoon die Marie-Thérèse overleefde, documenteerde op zijn beurt op minutieuze wijze zijn politieke loopbaan. Na zijn dood vond echter een opsplitsing van zijn archief plaats tussen zijn zonen Jean-Baptiste (1821-1894) en Paul (1830-1900). Dit werd in 1972 ongedaan gemaakt toen beide delen terug in Marke werden samengebracht.
Ook de zonen van Felix erfden de eigenschap om alles te bewaren. De kinderen van Jean-Baptiste de Bethune (1821-1894) hebben het archief van hun vader en zijn broers, Felix (1824-1909) en Paul (1830-1901), zo goed als volledig bewaard en geclassificeerd. Hierdoor weerspiegelt het archief in Marke uiterst volledig de geschiedenis van de familie gedurende de tweede helft van de 19de eeuw. Monseigneur Felix interesseerde zich ook in numismatiek en archeologie, was vanaf het begin een aanhanger van de missioneringsbeweging en steunde Guido Gezelle gedurende zijn periode te Roeselare. Paul trad op zijn beurt in de voetsporen van zijn vader en was gedurende 30 jaar actief als senator (1870-1900).
De archieven van Paul’s zoon, Léon de Bethune (1864-1907), parlementariër en raadgever van de Conseil Supérieur de l’Etat indépendant du Congo werden grotendeels opgesplitst. Met uitzondering van de stukken betreffende zijn opdrachten in Afrika – die een tijdlang in Kinshasa en later in het Vaticaan ondergebracht werden – bevinden de meeste stukken zich nu terug in Marke.
Ook de andere zonen van de vernieuwer van de gotische stijl, Jean-Baptiste (1853-1907, gouverneur van de provincie West-Vlaanderen), Joseph (1869-1920, bibliofiel en conservator van de musea van Kortrijk), François (1868-1938, professor aan de Universiteit van Leuven) en Emmanuel (1869-1909, ingenieur en burgemeester van Marke), bewaarden nauwgezet al hun politieke, financiële, culturele en persoonlijke archiefstukken.
20ste eeuw
Jean de Bethune (1900-1981), zoon van Emmanuel, hield de familietraditie in ere. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bracht hij het deel van het familiearchief dat in Marke bewaard in veiligheid door ze te verspreiden op diverse locaties, zoals onder meer de feestzaal van het Don Boscocollege. Na de oorlog werden alle archiefstukken gestockeerd in de bijgebouwen van het kasteel. Niemand kon de moed opbrengen alles terug naar de zolder te brengen.
Zijn zoon, Emmanuel de Bethune (1930-2011), was gefascineerd door deze papierberg en trachtte orde in de chaos te brengen. Door de eerdere versnippering van het archief was er geen sprake van een uniform klassement, laat staan dat de stukken logisch geordend waren. Het zou zo’n 40 jaar in beslag nemen om het toen 600-meter tellende archief bijeen te brengen, te klasseren en te inventariseren.
In 1957 verhuisde mevrouw Raymond Lippens, de dochter van Léon de Bethune, de archieven van haar vader en grootvader (Paul Bethune) naar Marke. In deze archieven bevonden zich ook alle persoonsarchieven van François Bethune (1868-1938) tot Jean Bethune, die Sidonie Bethune geschonken had aan haar petekind Léon. Niet veel later deponeerde ook Alain de Bethune-Sully de documentatie die zijn vader, Etienne, over de familie verzameld had in het archief te Marke. In 1969 vervolgens, deponeerde Albert de Beauffort, kleinzoon van Jean de Bethune (1851-1907), diens archief en het archief van zijn echtgenote, Anne-Roger de Villers. Momenteel bevinden deze archieven zich echter terug in het kasteel van Banhout te Heestert. Tot slot zou ook de stad Kortrijk een belangrijk deel van het familiearchief terugschenken, met name het volledige archief van de linnenhandel ‘Bethune & Fils‘.