De uitgebreide collectie van de Stichting de Bethune is het resultaat van de eeuwenlange verzameldrift van leden van de familie de Bethune. Over verschillende generaties heen werden stelselmatig boeken en tijdschriften aangekocht en allerhande grijze literatuur verzameld.
De uitspraak van Joseph de Bethune over het ‘verzamelen’ typeert de totstandkoming van de collectie van de Stichting de Bethune:
‘Vernietig nooit een document, gedrukt of geschreven, hoe onbelangrijk ook. Na zeven jaar zal het ons interesseren, na een nieuwe periode van zeven jaar zal het nuttig genoeg zijn om te bewaren, twintig jaar later zal het diensten bewijzen en waarde hebben, na minstens het eeuw wordt het kostbaar.’
Joseph de Bethune (1859-1920)
Aan de oorsprong van de bibliotheekcollectie ligt de nalatenschap van Pierre Bethune (+1735). Zijn collectie werd door zijn nakomelingen bewaard en gevoelig uitgebreid. De eerste ‘grote’ verzamelaar in de familie was Jean-Baptiste Bethune (1821-1894), pionier van de neogotiek in België, architect en stichter van de Sint-Lucasscholen. Hij verzamelde vooral werken over kunst, architectuur en bouwkunde. Het accent van zijn collectie lag bijgevolg voornamelijk op (neo)gotische (bouw)kunst.
De zonen van Jean-Baptiste volgden het voorbeeld van hun vader en bouwden de familiebibliotheek verder uit. Het verzamelen gebeurde steeds systematischer. De nadruk van de collectie kwam te liggen op de geschiedenis, de kunst en de literatuur van West-Vlaanderen.
Jean, de oudste zoon van Jean-Baptiste, verzamelde vooral historische werken. Zijn broer Joseph, de derde zoon van Jean-Baptiste, bouwde een eigen collectie uit van niet minder dan 5.572 werken met betrekking tot de geschiedenis van Kortrijk, die hij schonk aan de Stad Kortrijk. Dit ‘Bethunefonds’, dat zich jarenlang bevond in de Stedelijke Openbare Bibliotheek en waarvan een inventaris bestaat (deel 1[1982] en deel 2 [1988]), wordt sinds 2015 bewaard op het Rijksarchief Kortrijk.
Ook François de Bethune, de vierde zoon in het gezin en hoogleraar Romaanse filologie in Leuven, bouwde een bibliotheek uit die gebaseerd was op de eigen interesses. Zijn collectie had een grote reputatie, maar werd jammer genoeg vernietigd in mei 1940, toen de universiteitsbibliotheek van Leuven in vlammen opging.
Joseph de Bethune stelde in 1881 een catalogus samen van de bibliotheek van de familie de Bethune. De bibliotheek telde toen reeds 3.282 titels en de familie had een abonnement op 23 tijdschriften. Ongeveer de helft van de collectie waren religieuze boeken. Een derde handelde over geschiedenis en tien procent waren boeken over archeologie en kunstgeschiedenis. De familie had ook een kleiner aantal boeken over aardrijkskunde, heraldiek en exacte wetenschappen in haar bezit.
In 1924 werd voor het eerst een ‘echte’ bibliotheek ingericht, op de tweede verdieping van het kasteel. Door de doctoraatsstudie van Jean-Baptiste (1900-1981) over het departement van de Leie onder het Franse bewind, werd die uitgebreid met werken over de Franse geschiedenis van de 18de en de 19de eeuw. Jean-Baptiste had bovendien een grote belangstelling voor lokale geschiedenis. Daarom bleef hij jarenlang geabonneerd op plaatselijke tijdschriften, die nu het unieke profiel van de erfgoedbibliotheek bepalen.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog slaagde de familie er in om de volledige collectie samen te houden en in veiligheid te brengen. Een deel van de boeken, tijdschriften en brochures stockeerde men tot 1958 in het kasteel Banhout, het familiedomein in Heestert. Een ander deel vond onderdak in de feestzaal van het Don Boscocollege van Kortrijk. Na de oorlog kwam het deel uit het college terug naar het kasteel in Marke. Omdat men er niet onmiddellijk een plaats voor vond, werd ze opgeslagen in de garages van het kasteeldomein.
In 1952 nam Emmanuel de Bethune de leiding over de bibliotheek over. Onder zijn impulsen werd de oranjerie van het kasteel omgebouwd tot bibliotheek. De collectie werd stelselmatig uitgebreid: Emmanuel de Bethune hield een boek bij waarin hij de aangekochte werken per jaar noteerde. Daarnaast ging hij ook actief op zoek naar belangrijke aanvullingen voor de collectie die versnipperd was geraakt over de verschillende takken van de familie de Bethune. Zo werd de collectie van Jeanne de Bethune opgekocht en verhuisd naar het kasteel van Marke. Emmanuel de Bethune nam ook stappen om de bibliotheek op een professionele manier te bewaren, ontsluiten en ter beschikking te stellen voor het publiek. Een steekkaartencatalogus omvat alle publicaties in de bibliotheek. Midden de jaren ‘80 werden uiteindelijk ook de eerste inventarissen van de diverse persoonsarchieven opgesteld en werd er een eerste elektronische lijst opgesteld van alle tijdschriften en jaarverslagen die in de collectie opgenomen zijn. Zijn kroon op het werk was de oprichting van de Stichting de Bethune in 2004.
‘Bibliofilie is bij ons een familietrek. Het grote probleem van privébibliotheken is, naast de ruimte die je nodig hebt, de continuïteit. Erfgenamen van verzamelaars zien er vaak geld in en doen zo een levenswerk in rook opgaan. Daarom heb ik enkele jaren geleden een Stichting opgericht voor het onroerend en roerend patrimonium. Zij kan dankzij de inkomsten van grond en huizen blijven bestaan, waardoor de toekomst, ook van de bibliotheek, zo goed mogelijk verzekerd is’.
Emmanuel de Bethune, in Openbaar Kunstbezit Vlaanderen, 2008.